Agrimonie

Gepubliceerd door Joost Kievit op

Hij behoort tot de rozenfamilie en eigenlijk hebben we twee soorten Agrimonie. De Gewone agrimonie en de welriekende. Agrimonia is de wetenschappelijke geslachtsnaam en het is opmerkelijk dat in de meeste Europese talen de plant geen inheemse naam gekregen heeft. In het Fries spreekt men wel van Gele fakkel. Het is een mooie plant die in een border geen slecht figuur zou slaan.

Gewone agrimonie groeit vooral in het rivierengebied en in de Delta. Welriekende agrimonie is zeldzamer en komt op meer kalkarme grond voor. Insecten hebben er niet veel mee. Nectar ontbreekt, stuifmeel is er in ruime mate. Vliegen, zweefvliegen en bijen zorgen voor bestuiving en ook zelfbestuiving schijnt veel voor te komen. Het zijn klitplanten. Ze vormen een soort schijnvruchten voorzien van haakvormige haren. Deze hechten aan de vacht van zoogdieren en zo helpen dieren mee aan de verspreiding van zaden.

Over gebruik van de plant in de geneeskunde zijn al uit middeleeuwen berichten. Agrimonie zou gebruikt zijn tegen slangenbeten, leverkwalen, oogstoornissen, kloven enzovoorts. Verschillende plantendelen werden gebruikt, zowel gedroogd als vers. Van de bladeren werd in Engeland, naar verluidt, een geurige thee getrokken.

Joost Kievit

[ssba-buttons]