Kattendoorn

Niet zonder handschoenen aanpakken. Hij heeft venijnige doorns. En dat is ook meteen een belangrijk verschil met z’n naaste familielid, het doorn loze Kruipend stalkruid. Kattendoorn tref je vooral aan op zonnige plekken op dijken en in uiterwaarden. Het is een soort mini struikje met prachtige bloemen. Hij hoort tot de vlinderbloemigen en zware bemesting van graslanden heeft de soort sterk teruggedrongen.
Bestuiving gebeurt door hommels en andere grotere bijensoorten. Na een paar bezoeken is het bloemdeel genaamd “de kiel” open, hangt omlaag en fungeert als een soort klapstoel. Dan kunnen ook zweefvliegen terecht. De zaden zitten in peulen en als deze rijp zijn, zorgen harde windvlagen waarschijnlijk voor verspreiding. Diverse insectensoorten gebruiken Kattendoorn als moederplant. Het gaat dan om galmuggen, galmijten, snuitkevers, bladrollers en mineervliegen.
Bladeren, bloemen en wortels werden vroeger gebruikt in de geneeskunde. Vooral als vocht afdrijvende thee bij reuma en jicht. Ook bij blaasontsteking en nier- of galstenen. Het zou ook laxerend werken. Veeboeren vonden Kattendoorn ongewenst en bestreden de plant. Dat zie je ook terug in streeknamen als Schapendoorn en Ossenbreker. Zelfs schapen eten de plant niet, begrazing van grasland is dus in het voordeel van Kattendoorn.
Joost Kievit